woensdag 20 oktober 2010
Herfst.
Herfst. Als ik tijdens mijn alles behalve vaste etenstijd naar buiten kijk is het al haast donker. Richting het oosten is een plukje sterren aan een heldere hemel, kijk ik naar het westen bedekken zwaarmoedige regenwolken die heldere hemel alweer met hun nattigheid. Herfst, overduidelijk. De treurnis is weder gekeerd. Het zomerpak kan weer de kast in, wachtend op warmere tijden. De straalkachel, die door een getekend snorretje en vetkuif liefkozend tot Adolf Heatler is geridderd, straalkachelt alle luchtvochtigheid de kamer uit. Het zijn gure tijden, maar hoe onbemind deze tijden ook aanvoelen, het is een prachtige tijd om in de weer te zijn met het zwarte wonder. De Brasilia uit de cafetiere smaakt echt fantastisch. Met een licht genoegen bestijg ik mijn bank. Herfst, het blijkt ook deze ochtend wel weer. Het opstaan wordt tamelijk bemoeilijkt door het diepe slapen, ik heb het gevoel dat het kussen mijn hoofd heeft verzwolgen. Een douche werkt de vastgekoekte laag slaap uit mijn ogen. Eenmaal in de keuken beland, begin ik de dagelijks zwarte routine. Als Bialetti eenmaal op het vuur rust, staar ik door het raam naar buiten. Het moment tussen haar rituele verbranding en tot ze er klaar mee is is altijd een vreemd moment van rust. De gradatieloze grijze lucht geeft niets om mijn blik. Dan niet. Ik verlang naar mijn fiets, hoe zeer ik het haat om door de regen heen te moeten trappen. Nu hij kapot is moet ik mijn reizen afleggen tussen de klamme chagrijnige massa in treinen en bussen. De enige chagrijnige kop die me aanstaat is die ik in de spiegel zie als ik iets zoek om mijn bril mee schoon te maken na de barre fietstocht. Ik schrik wakker uit mijn dagdroom en zie dat Bialetti gelukzalig aan het pruttelen is. Met een kleine lach neem ik d'r mee naar haar laatste toevluchtsoord.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten